dinsdag 8 februari 2011

Monhemius

Een aantal jaren geleden nam ik deel aan een schrijfcursus, waarin we een aantal creatieve technieken leerden. Een daarvan was om in een telefoonboek op zoek te gaan naar een bijzondere en zelden voorkomende naam. Vervolgens was de opdracht om een personage te bedenken met die naam en daar een verhaal omheen te bedenken.
In het telefoonboek vond ik de naam Monhemius en dat vond ik een naam die wel aan de bovengenoemde criteria voldeed. Ik bedacht een mysterieuze man, die in zijn eentje in een rijtjeshuis woonde, een stipt dag- en weekritme had en geen contact had met andere mensen. Zo haalde hij op doordeweekse dagen zijn fiets om vijf voor half acht uit het schuurtje achter zijn huis, deed om drie minuten voor half acht zijn tas onder de snelbinder en fietste om exact half acht naar een onbekende bestemming. Het was een bizar verhaal over een wonderlijke man, maar het viel in goede aarde en ik vond het een geslaagde opdracht.
Inmiddels zit ik in de ouderraad van de middelbare school van mijn kinderen. Af en toe proberen we ouders te mobiliseren om deel te nemen aan activiteiten op school. Het was een wonderlijke gewaarwording toen zich een moeder meldde met de naam Monhemius. Mijn bizarre verhaal stond me meteen weer helder voor de geest.
Natuurlijk is het altijd lastig om namen te bedenken voor fictieve personages. Ook met veel voorkomende namen zullen associaties optreden die niets met die personen te maken hebben. Dat geldt overigens ook voor het bedenken van namen voor je kinderen. Stel je voor dat je Frank een mooie naam vindt en je een vreselijke baas hebt gehad die zo heette. Grote kans dat je je zoon dan geen Frank noemt.
Maar ach: what’s in a name? Ik hoop dat mevrouw Monhemius kan lachen om wat ik hierboven heb beschreven. En anders bedenk ik een andere exclusieve naam.

maandag 7 februari 2011

Hallelujah

Gisteren ben ik naar een optreden geweest van een zanggroepje, waarvan twee van mijn vriendinnen deel uitmaken. Om er een afwisselend geheel van te maken hadden ze een stel andere groepen uitgenodigd. Een daarvan was een koor bestaande uit, oneerbiedig gezegd, dames van middelbare leeftijd. Het was een leuke middag: er werd prachtig gezongen en het plezier spatte ervan af. Ik wil hier op geen enkele manier denigrerend over doen. Het is leuk als mensen zo’n hobby hebben en het is logisch dat ze de resultaten van met bloed, zweet en tranen ingestudeerde nummers graag ten gehore willen brengen voor vrienden en familie.
Toch waren er een paar dingen die wat mij betreft in het oog, of liever gezegd in het oor, sprongen. In de eerste plaats was dat het nummer Viva La Vida, dat oorspronkelijk van de Britse band Coldplay is. In 2009 ben ik, met mijn gezin, bij een optreden van Coldplay geweest, in het Liberty State Park in New York. Het was een fantastisch concert op een zomerse avond met de skyline van New York op de achtergrond. Fijn dat het koor de herinnering daaraan weer op kon roepen.
Het andere was enigszins lachwekkend, maar waarschijnlijk niet uniek voor dit koor. Een ander nummer dat over het voetlicht kwam was Hallelujah, ooit geschreven door de Canadees Leonard Cohen en sindsdien gezongen door grootheden als John Cale, Jeff Buckley en Rufus Wainwright. De grap van het nummer is wat mij betreft dat do you moet rijmen op Hallelujah. Dat betekent dat do you uitgesproken moet worden als do ya. Het koor sprak het keer op keer, keurig volgens de uitspraakregels uit als do you.
Ik vroeg me af of er niemand in het koor is geweest die daar een opmerking over heeft gemaakt en überhaupt waarom men ervoor gekozen heeft om het nummer zo te –excusez le mot- verkrachten. Mijn aandacht werd er voortdurend door afgeleid en dat is jammer. Dus alle koren zanggroepjes en solisten: kies een uitvoering die bij je past, maar probeer niet roomser dan de paus te zijn met de uitspraak. Bah!

zaterdag 5 februari 2011

Liefde

Gisteren sprak ik een vriend, die net als ik rond de vijftig is. Hij vertelde me dat hij dacht de liefde van zijn leven gevonden te hebben. Een vrouw die zo’n 15 jaar jonger is.  Hij was er helemaal vol van en hield niet op te vertellen hoe geweldig ze is. Nu ken ik mijn vriend al wat langer dan vandaag en heb ik hem vaker horen vertellen over een droomvrouw die hij ontmoet heeft. En dat terwijl hij zijn vrouw al ruim dertig jaar kent en zij samen een zoon hebben die op de middelbare school zit. Hij houdt veel van hen beiden en dat is tot nu toe de reden geweest om zijn amoureuze avonturen te beëindigen.
Deze keer leek er meer aan de hand te zijn. Hij aarzelde of hij zijn hart moest volgen, maar tegelijk vroeg hij zich af of zich hij als vijftigplusser wel moest storten in een relatie met een vrouw met een kinderwens. Al grappend zei hij dat ik hem vermanend toe zou moeten spreken.
Dat deed ik niet. Ik ken mijn eigen man inmiddels bijna dertig jaar en weet dat een verbintenis van zo’n lange duur geen aaneensluitende roze wolk is. Het is logisch dat je je beiden ontwikkelt en het is een illusie te denken dat dat in hetzelfde tempo en in dezelfde richting gebeurt. Het is kortom geen sinecure om op een prettige manier samen te blijven zonder teveel concessies te doen aan je zelfontplooiing. Waarbij ik er tegelijk aan toevoeg dat dit een luxeprobleem is, dat alleen bestaat omdat we ons niet druk hoeven te maken over hoe we kunnen overleven.
Na zo’n lange periode hebben we een gezamenlijke geschiedenis  die ons met elkaar verbindt. Ons eerste gezamenlijke huis,  een aantal verhuizingen, ons huwelijk, de dood van zijn vader en mijn moeder, de geboorte van onze vier kinderen, de handicap en dood van een zoon, en allerlei minder ingrijpende zaken maken dat onze levens met elkaar zijn vergroeid.
Toch, onder de oppervlakte zijn er verschillen:  gezinnen waar we in zijn opgegroeid, werkervaring en interesses, mensen die we hebben ontmoet en het simpele feit dat we verschillende personen zijn. Dingen die ik in het begin van ons samenzijn leuk en aantrekkelijk vond kunnen nu irriteren en vervelen. Met een gezin met drie opgroeiende kinderen en twee drukke banen is sleur bijna onvermijdelijk. Net als bij mijn vriend is het gras in buurmans tuin voor mij ook wel eens groener geweest en is het vooral aan mijn man te danken dat wij nog steeds bij elkaar zijn.
Ik zal dan ook niet snel een oordeel over mijn vriend uitspreken. Ik kan me zijn blijdschap voorstellen, maar vraag me tegelijk af wat een aantrekkelijke vrouw van 35 ziet in een gebonden man van 50. Hij is maatschappelijk geslaagd en ik vraag me af of zij dat als opstapje wil gebruiken om haar eigen loopbaan een versnelling te geven. Dat zijn geen mooie gedachten natuurlijk en ik weet ook wel dat er vele stellen zijn die al jaren gelukkig zijn, ondanks een dergelijk groot leeftijdsverschil.
Maar toch: persoonlijk zou ik er niet aan moeten denken om opnieuw een periode mee te maken van gebroken nachten, tijd en ruimte die volledig in beslag worden genomen door kindertjes, zwemles en al die andere dingen die jaren geleden ook niet fijn waren, maar die je deed omdat ze erbij hoorden en omdat je de flexibiliteit die daarvoor nodig was toen had.

vrijdag 4 februari 2011

Banden plakken

Toen ik een jaar of veertien was leerde mij vader hoe ik mijn fietsband moest plakken. Mijn vader wilde graag dat zijn dochters als onafhankelijke wezens door het leven zouden gaan en het zelf kunnen plakken van je band maakte daar een essentieel onderdeel van uit.
Later heb ik er veel profijt van gehad dat ik dit karweitje onder de knie had. Toen ik als student in Amsterdam woonde heb ik menigmaal een band staan plakken op de stoep van de bovenwoning waar ik toen een kamer in had. De aanspraak die ik daardoor had was op zijn minst opmerkelijk te noemen. Allerlei mannen meenden mij hun diensten aan te moeten bieden, wat ik met een lachend gezicht afsloeg.
Inmiddels ben ik jaren verder en heb ik vele banden geplakt. Mijn kinderen hebben inmiddels de leeftijd van veertien jaar ruimschoots bereikt en ondanks enkele vergeefse pogingen om hen de kunst van het bandenplakken bij te brengen veronderstel ik dat ze het niet kunnen. Aan de andere kant: ze hebben gezien hoe het moet en alleen door het te doen kan je ervaring opbouwen.
Ik heb er overigens weinig lol meer in. Vorige week wilde ik mijn fiets pakken en was de achterband plat. Dat stelde mij voor een uitermate kinderachtig dilemma: ik kon zelf mijn band gaan plakken of naar de fietsenmaker gaan, wat betekende dat ik in elk geval terug zou moeten lopen, een wandeling van een minuut of tien door onze niet buitengewoon inspirerende woonwijk. Omdat het winter is en ik een koukleum ben koos ik voor het eerste.
Fiets in de keuken, op zijn kop zetten, bandenlichters plaatsen, binnenband tevoorschijn halen, oppompen en lek zoeken: geen resultaat! Teiltje water gepakt om beter te kijken, maar ook dat leverde niets op. Wie weet had een lolbroek mijn ventiel losgedraaid. Enigszins opgelucht herhaalde ik mijn handelingen in de tegengestelde volgorde en zette mijn fiets weer in de garage.
Helaas! Toen ik mijn fiets de volgende dag wilde pakken was mijn band weer leeg. Ik pompte hem opnieuw op en het lukte me om zowel naar de stad te gaan als weer terug te komen. De dag erna lukte het wel om heen te komen, maar terug niet meer. In arren moede ging ik toch maar naar de fietsenmaker. Moest ik toch dat vervelende stukje naar huis lopen en hetzelfde stukje weer terug toen ik mijn fiets op kon halen. Meewarig lachend zei de fietsenmaker dat er een stukje glas in mijn band had gezeten.
Het voelt als verraad aan mijn vader dat ik mijn band heb laten plakken. Of misschien nog wel meer als verraad aan mijzelf. Ik heb het streven naar onafhankelijkheid zo met de paplepel ingegoten gekregen dat het lastig is om dat op wat voor manier ook los te laten. Aan de andere kant heb ik een hekel aan vervelende klusjes die je afhouden van andere dingen. En zo zal ik wel altijd tegen mijn eigen tegenstrijdigheid aan blijven lopen.

woensdag 2 februari 2011

Schrijven!

Woensdag, 2 februari 2011
Sinds ik het besluit heb genomen om als tekstschrijver aan het werk te gaan, heb ik geen letter meer op papier gezet. Ergens zat een blokkade, de angst dat ik het niet zou kunnen, dat ik me in een avontuur zou storten dat al bij voorbaat tot mislukken gedoemd was.
Daar zat ik met al mijn verhalen over schrijven als rode draad in mijn leven. Afgunstig kijkend naar mensen die naast allerlei andere bezigheden ook nog in staat zijn om boeken, artikelen of columns te schrijven. En intussen allerlei uitvluchten zoekend om zelf maar niet te hoeven schrijven. Omdat andere bezigheden veel belangrijker waren dan dat.
Ik vertelde iedereen dat ik een halve roman heb liggen, en dat ik daar zeker mee verder ga. Daar is geen woord aan gelogen, maar het is al weken geleden dat ik er ook maar naar gekeken heb. En teksten schrijven voor cabaret, daar komt ook helemaal niets van terecht. Mooie tekstschrijver ben ik.
Hoewel, niet schrijven? En al die contacten dan, die ik via de digitale snelweg onderhoud? Al die mailtjes die ik dag in dag uit beantwoord? Is dat dan geen schrijven? Voordat ik een mailtje schrijf bedenk ik altijd wie de persoon is aan wie ik het mailtje stuur, hoe goed ik haar ken en wat voor relatie we met elkaar hebben. Wat ik van haar weet, met welke activiteiten  zij bezig is en in wat voor situatie zij zit. Waar we het de laatste keer met elkaar over gehad hebben, schriftelijk dan wel mondeling.  En natuurlijk denk ik na over de toon die ik het beste aan kan slaan, wat voor woordgebruik het meest bij haar past en wat het doel van het mailtje is. Wil ik doorgeven hoe het met mij is, een afspraak maken of een vraag stellen?
Zo bekeken valt het met dat schrijven van mij toch nog wel mee. Ik hoef er in ieder geval niet aan te twijfelen of ik nog wel inspiratie zal hebben. En of ik er wel over nadenk wie mijn doelgroep is. Maar een beetje meer focus, wat meer doelgericht schrijven, dat mag best! En o ja, waar ik het hierboven over zij en haar had, dat mag natuurlijk ook hij en hem zijn.  Ik mail namelijk ook met heren.